Redactioneel
 
 
Kroniek





 

Portfolio: Bosnië en Herzegovina, de oorlog ‘on hold’
 
 
Dossier: Vragen over de toekomst van de herinnering
  • Inleiding (Frank Schroeder / Anneleen Spiessens)

  • Learning from History? Why European Societies Remember the Holocaust Today (Heidemarie Uhl)
    Heidemarie Uhl toont in haar artikel perfect aan dat de herinneringscultuur die zich midden jaren 1980 in Europa heeft ontwikkeld, gunstig blijkt voor de ontwikkeling van een kritische wijze om te herinneren. Die “naoorlogse mythes”, die nationale verhalen die zich concentreren op de figuur van het onderdrukte volk of van de heldhaftige verzetsstrijder, werden geleidelijk uitgehold. De nieuwe generatie (de generation of memory volgens de formule van Jay Winter) heeft maar al te goed begrepen dat de herinnering transnationaal zal zijn, als ze het fundament wil vormen voor een politiek die gericht is op mensenrechten en solidariteit. En uitgerekend de herinnering aan de Shoah vormt het ankerpunt voor deze nieuwe visie binnen de mondiale herinneringscultuur.

  • De Rechtvaardigen onder de naties in een pedagogische context: het geval Zwitserland (François Wisard)
    De Rechtvaardigen onder de naties treden steeds meer op de voorgrond in de herinneringscultuur, het artikel onderzoekt echter de kansen en vooral de risico’s die gepaard gaan met de inzet van de figuur van de Rechtvaardige in een pedagogische context, met Zwitserland als voorbeeld. Bij de Rechtvaardigen zijn niet alle actoren opgenomen die verbonden zijn met de reddingsacties ten tijde van de Shoah. Ook Joden en talrijke helden zonder naam, actief op de achtergrond, horen er namelijk bij. De leerlingen gaan de reddingsacties op die manier te simplistisch interpreteren. Toch nodigt een daad van moed en altruïsme waarvoor de Rechtvaardige symbool staat, de leerlingen uit om te reflecteren over individuele keuzen. Het artikel toont vervolgens aan dat het begrip Zwitserse Rechtvaardige, maar evengoed Rechtvaardige uit een ander land, verre van vanzelfsprekend is en dat een volledige en onweerlegbare lijst per land niet bestaat. Tot slot stelt de auteur vragen bij voorbeeldfiguren, gaande van Raoul Wallenberg tot Oscar Schindler, met een omweg over de Zwitsers Paul Grüninger en Carl Lutz. Die beide laatsten zijn als ambtenaren die actief waren in Zwitserland en Hongarije, totaal niet representatief voor zowat zeventig Rechtvaardigen met de Zwitserse nationaliteit gedurende de Shoah. Twee derde van hen was actief in Frankrijk en de helft van die Rechtvaardigen bestond uit vrouwen. Als je je concentreert op de grote figuren, loop je gevaar onbereikbare idealen voor te stellen en bij de leerling de indruk te wekken dat elke altruïstische daad gemediatiseerd moet worden om te worden erkend. Het artikel toont tot slot aan dat geschiedschrijving en herinneringswerk altijd een context en de juiste proporties vereisen, wanneer precieze cijfers ontbreken.

  • The Evolution of Holocaust Remembrance in Israeli Society (Gideon Greif)
    De herinnering aan de Shoah neemt tegenwoordig een centrale plaats in bij herinneringskwesties, maar de erkenning van deze herinnering was volstrekt niet vanzelfsprekend in Israël en dat is nog steeds het geval. Gideon Greif wijst erop dat de Shoah zonder twijfel “sinds de periode vóór de stichting van de Staat altijd prominent aanwezig was en de Israëlische maatschappij heeft getekend”. Toch werden de geïmmigreerde overlevenden lange tijd gemarginaliseerd. De houding van de Europese Joodse slachtoffers van het nazisme, volgens sommigen “als lammeren naar de slachtbank geleid”, stemde niet overeen met de fundamentele waarden van de Israëlische maatschappij. Pas in 1961 hebben de Israëliërs, dankzij het proces tegen Adolf Eichmann, “werkelijk” kennisgemaakt met de vervolgingen en de uitroeiing van de Joden in Europa.

  • ‘Wat heeft dat met mij te maken?’ Memoriaalpedagogie en empowerment in Mauthausen (Yariv Lapid)
    Yves Lapid, hoofd van de pedagogische afdeling van het Memorial van het kamp van Mauthausen tussen 2007 en 2013, onderzoekt de dynamiek van de bezoeken aan de gedenkplaatsen. Hij stelt meer bepaald de vraag hoe zinvol het traditionele parcours is, waarbij de gids twee uur lang uitleg geeft aan een passief publiek dat geschokt is door de gruweldaden waarover hij verslag uitbrengt. Daarom beslist hij om een pedagogische methode uit te werken waarbij de bezoekers worden aangespoord om de site op een interactieve manier te ontdekken, om zich af te vragen welke betekenis ze vandaag kan hebben en om op een autonome manier historische kennis te verwerven. De taak van de gids als overbrenger beperkt zich ertoe “bezoekers te helpen om te ontcijferen wat ze zien” en de discussie aan te wakkeren. De directe toegang tot de informatiebronnen (foto’s en geschreven getuigenissen) en de aansluitende confrontatie op de plaats zelf zijn essentieel. De auteur onderstreept overigens het belang om sommige mythes te ontkrachten. In dit geval is dat de “mythe van de slachtofferrol van Oostenrijk” en is het zaak om aan te tonen hoezeer het kamp Mauthausen geïntegreerd was in de Oostenrijkse maatschappij van die tijd en in het leven van de dorpsbewoners.

  • De pedagogische begeleiding van jonge mensen op een gedenkplaats: tussen participatie en competentiesturing in Neuengamme (Iris Groschek)

  • Beyond the Era of Contemporary Witnesses: Postmemory and Intermediality Today (Sébastien Fevry)
    Het “thema postmemorial” biedt nieuwe perspectieven voor de kennisoverdracht in een gedigitaliseerde samenleving. Hij is geen getuige en geen archivist, maar een onderzoeker die deze “verweesde” beelden (zonder getuigen) ontdekt die hij heeft gevonden op het internet en die dus verwijzen naar een verleden dat hij niet heeft beleefd. Op die manier is de vergetelheid waartegen het “thema postmemorial” moet opboksen, niet het resultaat van steeds zeldzamer wordende documenten uit het verleden, maar eerder van de overvloed aan dergelijke schriftelijke getuigenissen. Door middel van de analyse van drie producties (een stripverhaal, een onderzoeksroman en een film) toont Sébastien Fevry hoe de auteurs geen “herinneringen” in de ware zin van het woord hebben, maar anonieme beelden herschikken en hercontextualiseren om ze te integreren in een ware herinneringsdynamiek.

Varia
  • “It Was Not Hundreds of Thousands, but One, Plus One, Plus One.” Emotions and Empathy in History Learning with Virtual Shoah Survivors (Katalin Morgan)

  • In memoriam: Nelly Sturm-Klein (1924-2017) en haar verzet binnen de Duitse communistische groep Travail allemand (Tanja von Fransecky)
    Nelly Klein vlucht aan het eind van de zomer van 1939 als dertienjarige met haar ouders Elisabeth en Koloman Klein uit Wenen. Reisdoel: België. Nauwelijks een jaar later, op 10 mei 1940, haalt de Wehrmacht ze in. Koloman Klein begint aan een odyssee van twee jaar, die hem eerst naar de interneringskampen van de (nog) door de Wehrmacht bezette zone in het zuiden van Frankrijk brengt: Saint-Cyprien, Gurs, Les Milles. Uiteindelijk wordt hij op 17 augustus 1942 naar Auschwitz gedeporteerd vanuit het station van Drancy-Le Bourget. Zijn familie heeft sindsdien niets meer over hem vernomen. Nelly en haar moeder duiken onder als huishoudhulp. In de zomer van 1942 werkt Nelly bij een bejaard koppel in het westen van Brussel. Terwijl ze de tegels van de gevel aan het afborstelen is, komt Judith Fürst, een vriendin uit de voormalige jongerengroep van het Joodse comité langs en vraagt: “Ben je het niet beu om de tegels van de rijken te schrobben? […] Wil je niet liever voor ons werken in het Verzet?” De verzetsgroep waarvoor Judith Fürst medewerkers ronselt, heet Travail allemand (TA) (Duits werk). Een van de verzetsdaden wordt exclusief uitgevoerd door de jonge vrouwen: de Mädelarbeit of Soldatenarbeit. Zij moeten de soldaten van de Wehrmacht die in België gestationeerd zijn, verleiden. Doel is de ondermijning van de strijdkrachten en de militaire spionage.

 

Herinneringsplek
  • ‘Je hebt niets gezien…’ in Douadic (Guy Zelis)
    In het Franse departement Indre, langsheen de departementale weg (D 17), die van de stad Blanc naar het regionale Maison du Parc van Brenne leidt, op de grens van het dorpje Douadic, is een omheinde weide op een plek l’Étang du Blanc genoemd, de plaats van een totaal vergeten interneringskamp. Het kamp Douadic werd in 1939 ingericht voor Duitse oorlogsgevangenen. Als de regering van Vichy op 22 juni 1940 echter de capitulatie ondertekent, wordt het handjevol Duitse gevangenen bevrijd. Vervolgens dient het als opvangkamp voor Franse en buitenlandse vluchtelingen, meer bepaald van de anti-Frankisten van de Retirada, die uit de bezette zone komen. De bestemming van het kamp verandert als gevolg van de akkoorden van juli 1942 tussen Karl Oberg, chef van de SS in Frankrijk, en René Bousquet, secretaris-generaal van de politie onder het Vichy-regime. Die laatste verbindt er zich toe, de buitenlandse Joden in heel Frankrijk uit te leveren aan de Duitsers. Voor de zone Zuid, in de departementen Indre, Cher en Indre-et-Loire wordt het kamp van Douadic uitgekozen als officieel “transitkamp”.

  • Hero worship at all costs? The Dispute over the Museum of the Second World War in Gdansk (Martin Sander)

Boekenplank
 

Herinneringslabo

  • Geographies of Loss: Testimony, Art and the Afterlife of Batajnica’s Disappeared Objects (Stephenie A. Young)

  • Op het spoor van de genocide van de Tutsi in Rwanda: ontmoeting met daders en analyse van het rechtssysteem na 1994 (Mélanie Moreas)
 
Niet te missen